Het College voor de Rechten van de Mens behandelt een klacht van een Marokkaans-Nederlandse vrouw tegen haar voormalige werkgever in de financiële sector in Amsterdam. De vrouw is moslim en werkte van 2002 tot halverwege 2014 bij het bedrijf. Ze stelt dat ze er werd gediscrimineerd op grond van haar ras, godsdienst en geslacht. Omdat de vrouw bij het ontslag echter een vaststellingsovereenkomst heeft getekend waarin staat dat beide partijen niets meer van elkaar hebben te vorderen, acht het College de vrouw niet ontvankelijk in haar klacht.
Terug naar het overzicht