Een bedrijf uit Rotterdam wijst een sollicitante af die van Turks-Koerdische afkomst is. Als eerste reden geeft het bedrijf aan dat ze onvoldoende verkoopvaardigheden en telecomkennis heeft. Bij de tweede reden voor afwijzing stelt het bedrijf dat men culturele spanningen op de werkvloer vreest als gevolg van haar politieke opvatting over de “Koerdische kwestie“. De vrouw voelt zich gediscrimineerd op grond van ras en haar politieke overtuiging. Het College voor de Rechten van de Mens doet eind mei 2017 uitspraak.
Terug naar het overzicht