Elke partij die in een vertegenwoordigend lichaam zit heeft recht op allerlei vergoedingen voor haar werkzaamheden, onderzoek en opleiding, propaganda en dergelijke. Deze vergoedingen staan buiten het loon van de leden van bijvoorbeeld een gemeenteraad of het parlement zelf.
Toen de CP’86 in 1994 in de gemeenteraad van Rotterdam werd gekozen en Martijn Freling voor deze partij zitting nam kreeg zij ook recht op een vergoeding van om en nabij de ƒ 3.800 gulden per maand. Onlangs kregen wij inzage in de besteding van de fractiegelden door de CP’86 in de jaren 1994, 1995 en 1996. Voor deze bedragen moet zij zichzelf namelijk verantwoorden aan de raad, omdat de besteding aan strikte regels is gebonden. Het zal niet verbazen dat de CP’86 deze regels bijzonder ruimhartig heeft geïnterpreteerd, maar de verantwoording voor de gemaakte kosten tart elke verbeelding. In 1994, 1995 en 1996 leverde de partij telkens één A4tje in, waarop zeer globaal weergegeven was welke hoeveelheden aan welk doel waren besteed.
Het meest in het oog springend is dat in 1994 één van de negen posten op de verantwoording “consumpties” is. Hieraan is in 1994 ruim ƒ 900 gulden besteed, 3% van het totaal. Wanneer de vaste loonkosten van de fractie-assistent van het totaalbedrag worden afgetrokken vormt de besteding aan consumpties al 9% van de totale fractiekosten. In 1995 neemt het consumptiegebruik schrikbarend toe, wanneer de fractie ƒ 3.095,10 aan consumpties uitgeeft (6,5% kosten, zonder loon fractie-assistent 19% van de kosten). In 1996 loopt dit nogmaals op tot ƒ 4.631,05 (8,5%, zonder fractie-assistent 15%) en is daarmee de grootste post op de begroting geworden. Het zal niet verbazen dat er in de loop van 1996 steeds meer geruchten de ronde doen over de alcohol-verslaving van het raadslid Martijn Freling.
De gemeentelijke accountantsdienst heeft in 1997 de financiële verslagen van de partij over 1994 en 1995 bekeken en is ook tamelijk verbaasd over het aangetroffen slagveld. Men wil een nadere controle doen, maar de CP’86 werkt daaraan in eerste instantie niet mee, pas wanneer de burgemeester ze daartoe beveelt levert ze de administratie in en volgen er in december 1997 en januari 1998 twee mondelinge toelichtingen door Martijn Freling.
Het eerste punt waarover de accountant duidelijkheid wil is waarom Freling de vergoedingen op zijn privé-rekening laat storten. Volgens Freling is dit het gevolg van de weigering van financiële instellingen om voor de CP’86 een rekening te openen. Dat dit als excuus gehonoreerd wordt is opmerkelijk, aangezien deze weigering pas in juli 1997 plaatsvond. In de jaren daarvoor was het wel mogelijk voor de partij een rekening te openen, maar alleen doordat Freling zelf de partij definitief in de criminele en nazistische hoek had doen belanden wilden verschillende banken niets meer met de partij van doen hebben. Verder plaatst de accountant vraagtekens bij allerlei bonnen, die op namen van CP’86-leden zijn gesteld in plaats van op de partijnaam. De accountant neemt er genoegen mee wanneer Freling vertelt dat deze uitgaven echt door de fractie zijn gedaan. Daar is verder geen enkele controle op mogelijk, aangezien er geen kasboek is bijgehouden en alle uitgaven contant zijn gedaan. Verder was Freling alle bankafschriften over het jaar 1994 kwijt.
Over 1994 konden een paar punten de toets der kritiek absoluut niet doorstaan. Er wordt dat jaar ƒ 2.500 gulden aan de landelijke CP’86-partijorganisatie betaald, men geeft ƒ 465,74 uit aan een W.A.-verzekering van een auto van een partijlid die wel eens wordt geleend door andere partijleden en er wordt bovendien ƒ 850,- uitgegeven voor schade aan diverse huurauto’s.
Deze posten zijn volgens de gemeentelijke accountantsdienst niet te verantwoorden binnen de daarvoor gelden richtlijnen en moeten door de partij dan ook worden terugbetaald. Volgens Freling is dit in 1995 gebeurd, maar omdat dit nergens in de boekhouding is terug te vinden neemt de accountant daar geen genoegen mee. Vervolgens heeft Freling in de boekhouding over 1996 (door hem ingeleverd in april 1998) deze post vermeld, waarmee voor hem de kous af is.
Freling kreeg namelijk nog geld van hem en had zijn adres doorgegeven aan personen in het criminele circuit die hem ook nog zochten vanwege schulden. Hierop kreeg Freling op de laatste partijbijeenkomst uit de geschiedenis van de CP’86 (10 januari 1998) een flinke dreun uitgedeeld. De mededeling dat deze medewerker bereid zou zijn geweest om in deze periode Frelings kastagnes uit het vuur halen is dus erg onwaarschijnlijk. Bovendien had de fractiemedewerker dan tegelijkertijd kunnen uitleggen wat hij anderhalf jaar lang in de bajes precies voor de CP’86-fractie had betekend. Volgens Freling werkte hij namelijk 32 uur per week in dienst van de fractie.
Ook de kosten van een telefoon op het huisadres van Freling en een mobiele telefoon op naam van Constant Kusters zijn geheel uit de fractiepot betaald. De mobiele telefoon zou volgens Freling sinds 1995 in zijn bezit zijn, maar de overeenkomst die hij daarover met Kusters heeft gesloten is hij ook kwijt. Ook dit wordt door de vingers gezien door de accountantsdienst.
In 1994 en 1995 wordt 5.000 gulden uit de fractiepot besteed aan reizen met huurauto’s en openbaar vervoer. Helaas zijn er geen bonnen van deze reizen en is het ook onduidelijk over wat voor reizen dit ging. Freling benadrukt in de toelichting echter dat het hier om fractie- aangelegenheden ging en daarmee is de accountant tevreden.
Concluderend kunnen we stellen dat van de ƒ 133.216,27 tussen april 1994 en december 1996 ontvangen fractievergoeding:
a. ƒ 70.750,- naar een fractie-medewerker is gegaan, die vanaf mei 1996 het stadhuis niet meer in mocht of kon. Eerst wegens een betredingsverbod en vanaf augustus 1996 omdat hij in de gevangenis zat (53%).
b. ƒ 6.142,08 naar de rekeningen van de GSM en de huistelefoon van Martijn Freling zijn gegaan (4,6%).
c. ƒ 8.626,55 is opgegeten en gedronken (6,5%).
d. ƒ 9.153,70 naar reiskosten in binnen- en buitenland met onduidelijke bestemmingen is gegaan (6,9%).
e. Verder is er nog ƒ 3.723,03 verantwoord onder het kopje “scholing”. Wat, gezien de activiteiten van de CP’86-fractie in deze periode, erg slecht besteed is geweest.
Daarmee is ƒ 98.395,37 (73,9%) van de fractie-subsidie in de zakken, maag, dan wel neus van de CP’86-leden in Rotterdam beland. Wat toch een opmerkelijk licht doet schijnen op de niet-aflatende verwijten van extreem-rechtse partijen als zouden de zittende politieke partijen en de volledige anti-racismebeweging bestaan uit zakkenvullers en corrupte types. Met name bijgaande cartoon van de CP’86-afsplitsing Volksnationalisten Nederland (VNN) wordt nog een stuk grappiger dan hij al was.